De spieren die gebruikt worden bij het eten en drinken, zijn dezelfde spieren die we gebruiken om klanken te vormen. Het maken van klanken wordt ondersteund door de auditieve feedback, dat wat we horen. Bij jonge kinderen kunnen er verschillende uitspraakproblemen ontstaan.
Bij problemen in de spraakontwikkeling kan de logopedist een belangrijke rol vervullen. Zij doet onderzoek, ze bekijkt wat het kind al wel kan en wat het nog niet kan.
Er kunnen verschillende spraakproblemen zijn:
- problemen bij de normale spraakontwikkeling (fonologische ontwikkeling, bijvoorbeeld de t en de k omwisselen, de r nog niet goed uit kunnen spreken)
- afwijkende uitspraak van klanken (fonetische uitspraakproblemen, zoals slissen, of nasaal spreken door schisis)
- problemen bij de aansturing, de coördinatie van de mondspieren (verbale ontwikkelingsdyspraxie)
Ook volwassenen hebben soms uitspraakproblemen.
- door neurologische oorzaken (bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson) kan dysartrie ontstaan. Naast eet- en drinkproblemen zijn er dan spraakproblemen zoals te zacht en onduidelijk spreken of fluisterspraak.
- uitspraakproblemen bij mensen die het Nederlands als tweede taal leren.
De logopedist doet onderzoek. Ze kijkt naar de (on-) mogelijkheden op het gebied van mondmotoriek, auditief functioneren en spraak. Daarna wordt, in overleg met de cliënt zelf of met de ouders, een behandelplan opgesteld en kan eventuele behandeling starten.
Zie ook:
www.bosk.nl